Vandaag is de dag van anders. Zoals met de doos puzzelstukjes die kleindochter Maria (2) voor mij uitstort. De opzet is simpel: een puzzelstukje van een groot beest, zeg paard, past telkens aan een stukje met zes kleintjes van datzelfde dier, zeg zes veulentjes dus. Kleur en diersoort zijn de vingerwijzingen voor de puzzelende peuter. Maar vandaag niet voor Maria. Of juist wel, maar dan andersom. Een puzzelstuk met paard op groene achtergrond hoort bij zes kleine beertjes in paarse setting en ook al gaan ze never nooit in elkaar passen. Wél volgens Maria. Net als een pinguïn in de sneeuw absoluut hoort bij zes varkentjes in de modder. Aan elkaar leggen is trouwens ook helemaal niet waar deze puzzelstukken voor zijn, je hoort ze samen op te pakken en dan met een zwiepende armbeweging op de grond te petsen. Maria doet het voor, met de gebaren van klaverjassende mannen in een kroeg waar de koffie zwart of blond is.
‘Moet dat echt zo?’, vraag ik.
‘Zo moet dat, opa.’
En er is meer dat anders moet. Ze checkt, zoals wel vaker, de parafernalia die een opa tot opa maken. Tenminste deze. Het vosjeslogo op de steekzak van mijn broek. Nog twee van diezelfde vosjes in het klein op de drukknoopjes van mijn achterzakken. Mijn schoenen met de elastieken veters en zo’n fascinerend schuifknopje die in de hal staan. Ze sleept ze de kamer in en doet ze met een geheimzinnig lachje, in samenzwering met zichzelf, aan haar eigen voeten. En dan het grote brandmerk van de grijze generatie in een omgeving waar de tijd van digitale schermpjes schijnt: een horloge dat tikt met wijzers die ronddraaien. Met een klein vingertje volgt ze de rode die de seconden aaneenrijgt, een heel rondje lang.
Ik moet hem afdoen. En weer om. En nog een keer af. Telkens kijkt ze zorgvuldig hoe ik de sluiting open en weer dicht doe.
‘Maria proberen’, besluit ze na een keer of drie de kunst in haar hoofdje prenten.
Met het ding om haar pols en dan ondersteboven aan de sluiting frunniken, dat lukt haar niet. Maar wel gewoon dichtklikken en hup over haar hand heen schuiven. Ze kijkt vol trots naar het glimmende metaal dat, niet eens zoveel anders dan bij mij, losjes heen en weer glijdt met de bewegingen van haar arm.
‘Nu ben ik opa’, besluit ze bij deze aanblik.
‘En jij bent Maria’, zegt ze er meteen wat strenger achteraan. ‘Je bent twee!’
Het voelt direct een stuk kleiner.
Andersom ook, blijkbaar. Ze staat tenminste op om zichzelf nog wat extra statuur te bezorgen, schudt met het routineuze gebaar van een leven lang horloge kijken de wijzerplaat in beeld, tuurt er even naar – ik herken mijn manier van focussen tegen beter weten in – en roept dan:
‘Oh jeetje, tien! Mijn trammetje!’
Om licht gehaast op haar opaschoenen richting voordeur te klossen.
Mooie observaties Jos. Wat heerlijk om te zien dat een kind op die leeftijd nog zo vrij alles wat je maar kan verzinnen in een spel kan leggen.
LIef!