Bril

Bij het poetsen van de glazen hield ik mijn multifocale bril na een metalig krakgeluid in twee beteuterde helften in mijn handen. Dus heb ik voor nood om mijn nek een leesbril aan een touwtje hangen. Voor dichtbij zet ik hem op, verder weg is de wereld in afwachting van een nieuw montuur. Kleindochter Maria (2) signaleert de metamorfose in opa’s aanzicht uiteraard direct bij binnenkomst en wil dringend de details met me doornemen.
‘Dit is voor je neus?’, vraagt ze terwijl ze een klein vingertje over het metalen boogje van de leesbril heen en weer laat glijden.
‘Ja, klopt’, zeg ik. ‘Als ik iets wil lezen, zet ik hem op mijn neus.’
Ik doe het voor. Ze zit bij me op schoot en lacht een beetje verlegen om de aanblik zo dichtbij van mijn ogen + 3,5.
‘Zit je nu te lezen?’, vraagt ze. ‘Nee hè?’, neemt ze de tijd niet om mijn antwoord af te wachten. ‘Doe maar af dan…’

Dat doe ik. De gewone verschijning lucht op. Maar het mysterie blijft en dus wil ze het allemaal nog eens bekijken. Bereidwillig zet ik mijn leesbril weer op. En weer af. En nog eens. En weer een keer. Tot het tempo haar kennelijk niet zo bevalt en zij het op- en afzetten met kleine handjes op de zorgvuldig schoongehouden glazen van me overneemt.
‘Luister’, zeg ik daarom. ‘Dit is mijn bril. Dus ik mag zeggen of ik hem op zet.’ Ik doe het voor. ‘Of niet.’
Ook dat laat ik aan haar zien met een zo vriendelijk mogelijke glimlach erbij. Maar daarmee kan ik mijn inbreuk op haar beslismacht niet camoufleren, zie ik aan de donkere blik die in haar ogen trekt.
‘Ik ga nu hier onder de tafel’, zegt ze terwijl ze zich van mijn schoot laat glijden en op haar knietjes onder de eettafel kruipt. ‘Daar ben ik verdrietig…’

Het is er even stil van, onder en aan de tafel.
‘Maar luister’, probeer ik dan. ‘Jij hebt jouw zonnebril. Die mooie, weet je wel, met Little Pony erop…’
Ze knikt nog net niet, maar luistert wel, omhoog glurend vanonder het tafelblad.
‘Daarvan mag jij het zeggen’, volg ik het compromispaadje dus maar wat verder, ‘of je hem opdoet…’
‘Of niet!’, hoor ik dan als instructie vanonder de tafel komen. ‘Oké?’
‘Inderdaad…’, zeg ik. ‘Of niet.’
‘Ik zeg…’, vat ze het samen, met de nadruk op ik, ‘of ik hem op mijn neus zet…’
‘Precies’, zeg ik.
‘Of niet.’ Ze maakt er het gebaar bij van een opa die zijn bril resoluut afzet.
‘Klopt!’
‘Zeg dan!’, verduidelijkt ze wat ze van me wil horen. ‘Of wel of niet!’ Ze rijgt de woorden aan elkaar tot een formule vol beloftes.
‘Of wel of niet!’, spreek ik plechtig met haar af.

Ze lacht, kruipt onder de tafel vandaan en springt met een paar hoekig uitgevoerde huppeltjes de kamer in. We hebben een deal.

Loading spinner
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties