‘Opa kom. Opa kom! Kom! Opa!’
Het klinkt dringend en zo kijkt kleindochter Maria (2) ook. Maar verhaal krijg ik niet wanneer ik bij haar ben. Ze staat bovenop het glijbaanplateau in een speeltuintje bij haar om de hoek waar ze vaak met mij of anderen heen gaat. Niet een speeltuintje moet ik dus zeggen, háár speeltuintje. En met die positie lijkt iets flink mis. Woorden heeft ze er niet bij, alleen die kreet om hulp, een uitgesproken boze blik in haar ogen en een vingertje dat beschuldigend naar beneden wijst.
Daar onderaan de glijbaan zie ik een klein jongetje, leeftijdsfase ‘kruipen en vallend vastklampen’. Dat laatste doet hij met één handje aan de reling van de glijbaan. Zijn andere handje gebruikt hij om met veel kabaal op het glanzende glijvlak te slaan. Uit zijn mond komen spuugbellen en geluiden die aan lachen maar soms toch ook wel aan een koppeltje halsbandparkieten doen denken. Hij kijkt, onmiskenbaar vol bewondering, naar Maria daar boven op haar plateau.
‘Het jongetje kijkt hoe jij dat doet, de glijbaan’, probeer ik haar aanklacht wat af te buigen.
Maria reageert niet, behalve dat nu niet alleen haar ogen boos blikken maar ook haar onderlip zachtjes bibbert. Mariaas voor de rode verdrietvlag.
‘Wil je niet dat hij naar je kijkt?’, vraag ik.
Haar antwoord blijft zo in haar mond besloten dat ik dicht naar haar toe moet buigen om het te horen. Ze zegt het gelukkig nog een keer.
‘Liever niet…’, versta ik dan met enige moeite.
Ik volg haar blik glijbaan af naar de kraaiende baby waarvan het kleine petsende handje niet in verhouding staat tot de metalen gongslagen die hij ermee produceert.
‘Hij vindt jou denk ik ontzettend groot en knap’, probeer ik, maar terwijl ik het zeg snap ik zelf al haar dilemma in dit treffen met ongelijke middelen.
Maria geeft dan ook geen antwoord.
‘Zal ik een beetje voor hem gaan staan?’, stel ik daarom maar voor.
Het jochie protesteert gelukkig niet als ik hem onder zijn okseltjes optil, een stukje van de glijbaan af weer neerzet en zijn terugtocht vervolgens met twee dwarse voeten de pas afsnij. Maria ziet het. Ze knikt opgelucht, springt op de glijbaan en zoeft met haar benen nonchalant voor zich uit gestoken naar beneden. Direct is haar lach weer terug. En met een luid ‘swoesh!’, haar stem ook. Het klinkt als een viering van verlossing.
Mooi hoe je dat jochie en zijn actie beschrijft. Ik blijf wel met de vraag zitten wat Maria in hem zag. Concurentie? Bedreiging? Was ze bang het jochie pijn te doen als zij naar beneden zou komen zoeven? We zullen het nooit weten denk ik.
Ik denk al die dingen die je noemt. Vandaar haar duivelse dilemma 🙂