Eerder die dag aaide kleindochter Maria (2) al een niet-bestaand katje nadat ze die evenmin-bestaande brokjes had gevoerd.
‘Dag poessie… lekker hè?’
De macht van de verbeelding is duidelijk binnengedruppeld. Een stapje abstracter dan voor opa een met tomatenrood beschilderde houten pizza bakken in een speelgoedkeukentje dat echte bakgeluiden produceert. Na een geheimzinnige vingerknip kan nu opeens alles met niks. Zoals haar eigen belevenissen met een ontstoken wond van enkele dagen eerder naspelen.
‘Je hebt pijn’, zegt ze tegen mij.
‘Oh?’
‘Ja, daar heb je au…’
Ze wijst ergens op een inmiddels genezen schaafwondje op mijn been.
‘Je moet naar de dokter’, besluit ze. ‘Daar was het ziekenhuis’, wijst ze richting keuken. ‘Helemaal daar.’
Ze loopt zelf al vast naar de aangeduide plek en transformeert onderweg van wegwijzer naar behandelaar.
‘Ik kom zo bij je’, knikt ze geruststellend naar mij. ‘Ik ben de dokter.’
Ik doe maar wat me gezegd wordt en installeer mezelf op een kussentje in haar ziekenhuis en wacht, het is zoals het echt is, op de dokter. Die gaat, eenmaal gearriveerd, met een klein vingertje voorzichtig over het oude schaafplekje en kijkt me een beetje bezorgd aan.
‘Ik moet even zalf halen bij de supermarkt’, besluit ze.
Ze loopt naar de prullenbak in de keuken, waar ze kennelijk haar zalfjeswinkel heeft bedacht, maar komt dan terug naar haar patiënt. Ik zit nog op het kussentje in haar behandelkamer en zo alleen achterlaten, is zelfs voor een drukke dokter blijkbaar toch iets te bar.
‘Hier is wat speelgoed.’
Haar toon is zo’n typisch beroepsmatig vlechtwerkje van zorg en stress en met een resoluut gebaar stort ze een pot met plastic DNA-achtige kralen leeg op mijn schoot.
‘Die kunnen aan elkaar. Bouw maar’, zegt ze.
Uit haar boekenkastje trekt ze nog een stapel boeken, sjouwt die naar mij toe en werpt ze met ferme uithalen rond mijn zitplekje.
‘Hier is een boek en hier is een boek en hier is een boek. Ik ben zo terug!’
Maar ook nu zet mijn eenzame verblijf in dit helverlichte ziekenhuis met zijn holle gangen en voorbijdrentelend personeel haar aan het denken. Want weer komt ze terug, kijkt nog eens naar het plekje op mijn been en opnieuw naar mij.
‘Huil maar even als je pijn hebt hoor’, zegt ze en knikt me bemoedigend toe.
Om dan toch echt met kordate stappen richting winkel te lopen en haar zalfje te gaan halen.
Heerlijk, verbeeldingskracht en fantasie, daar is het kind mee gezegend.
Dank u wel, voor weer een fijn verhaal. Uw verhalen doen mij goed.