Logeren is leren. Kleindochter Sophie (7) brengt dat al jaren in praktijk. Eerst met haar eigen vinding ‘logeren zonder slapen’. Dat eenmaal onder de knie, regelde ze oefenslapen samen met haar grote zus. En nu, met zeven levensjaren in de pocket, staat haar besluit vast.
‘Ik wil alleen. Dat kan ik.’
De zelf gecreëerde denkhulplijn die ze vervolgens stevig vasthoudt. Zoals met het eten.
‘Wat eten we, opa?’
‘Patat. Dat vind je lekker, begreep ik?’
‘Dunne of dikke?’
‘Dunne, speciaal voor jou.’
‘Ja, die vind ik echt mega! Hoe wist je dat? Die vind ik de allerlekkerste. Mijn ouders maken altijd van die dikke…’
‘Is dat nepvlees of echt vlees?’, vraagt ze dan, eenmaal aan tafel, over mijn homemade hamburgers. ‘Ik hou vooral van nep.’
‘Eh… deze zijn echt…’
Ze neemt evengoed een hapje en stuurt direct bij.
‘’Oh, maar déze echte is mijn lievelings!’
Bij het slapengaan weet ze eventuele narigheid met dezelfde vastberadenheid vakkundig in zijn hok te houden. Zoals wanneer ze na het tandenpoetsen haar hoofd best wel hard tegen de deurpost van de badkamer stoot.
‘Ach meid, toch…’, zeg ik
Maar dat is niet haar route.
‘Geeft niks’, roept ze meteen. ‘Dat doe ik zo vaak!’
Ook over het vervolg heeft ze nagedacht en haar oplossing klaar.
‘Ik ga gewoon liggen met mijn ogen dicht en ik doe alsof ik thuis ben’, legt ze uit terwijl ze een meer dan levensgroot pluche konijn met een lange slappe nek en dito oren samen met zichzelf in het dekbed rolt.
‘Geen pyjama?’, vraag ik.
‘Nee, ik slaap altijd in mijn buik.’
Tevreden kijkt ze haar logeerkamertje rond. Nachtlampje in het stopcontact. Tweede lampje in de vorm van een plastic cavia die met een klap op zijn kop licht geeft naast haar kussen.
‘Wat is dat daar?’, vraagt ze dan.
Ze wijst naar het lange zwarte kussen dat we net hebben gebruikt bij het boekje voorlezen en dat nu met slappe benen tegen de muur hangt.
‘Het kussen, weet je wel’, zeg ik.
Ze knikt.
‘Vind je dat vervelend?’, vraag ik.
‘Neuh!’, zegt ze meteen.
Maar komt dan toch met een verhaal over haar eigen kamertje. En het beest dat daar lang geleden toen ze nog klein was in het donker zomaar opeens op haar bureautje zat.
‘Een lama!’, legt ze me uit.
‘Jeetje meid…’
‘Het waren gewoon mijn eigen spullen! Pfff…’, probeert ze het angstbeeld met terugwerkende kracht de wereld uit te lachen.
Tussen de slappe oren van haar konijnenknuffel kijkt ze de logeerkamer nog eens rond. En blijft opnieuw steken bij de onderuitgezakte bobbel bolbuikige zwartigheid die overdag gewoon een kussen is.
‘Zal ik hem toch maar weghalen?’, vraag ik.
‘Ja, doe maar’, zegt ze.
Ik zet het kussen op de gang. Als ik terug ben, legt ze haar wang tegen de vaalroze konijnenkop. En doet haar ogen dicht. Net als thuis.