Draaien

Het blijft telkens een klein wondertje waar ik als opa bij sta en naar kijk: de intellectuele giant leap van benoemen naar categoriseren. Kleindochter Maria (1) doet het met verve. Van auto, auto, auto, vanuit haar buggykoepeltje één voor één aangewezen met een klein vingertje, via rode auto, blauwe auto, zwarte auto naar een brede armzwaai en: autóóó’s. Wat al snel een opstapje blijkt naar hogere vormen van ordening.

Zoals het windmolentje dat in haar achtertuin een beetje verloren in de herfstwind staat te draaien in een verder lege plantenbak. Ooit daar geplant om het licht van de zomerzon te vangen op zijn kleurig beschilderde wieken van gevouwen zilverfolie, nu vooral een wat verweerde herinnering. Maria wijst er vanachter het raam van de tuindeur naar.
‘Draaien, draaien, draaien…’, legt ze mij en zichzelf uit.
‘Ja, mooi hè?’, zeg ik.
Maar dat is niet wat er in haar hoofdje rondgaat. Dat zie ik pas wanneer ze de kamer inloopt en vanuit de bak met voorleesboeken met weidse zoekgebaren exemplaren door de lucht laat zeilen. Tot ze gevonden heeft wat ze zocht.
‘Goot zitten?’, vraagt ze en tikt ter verduidelijking op de bank.
Ik begrijp de boodschap, ga op de aangewezen plek zitten en til haar op mijn knieën. ‘Bobbie gaat naar zee’, lees ik op de omslag van het boek dat ze in mijn handen duwt. Een rond, pluizig beertje leunt relaxed tegen de letters van zijn naam.
‘Opa lezen?’, stelt Maria voor om het tempo wat op te voeren.
‘Bobbie huppelt door de dui…’, begin ik, maar ook dat duurt kennelijk te lang. Ze pakt een paar bladzijden tegelijk vast, slaat ze om en wijst waar het haar allemaal om gaat.
‘Ah!’, zeg ik.
Een draaimolentje. Niet in kleur, anders van vorm, maar inderdaad: een draaimolentje, vastgeprikt in Bobbi’s strandkar.
‘Draaien, draaien, draaien’, knikt ze tevreden.

Waarmee de sessie direct beëindigd is, want ze laat zich routineus van mijn schoot glijden, pakt het boek uit mijn handen, brengt het terug naar haar voorleesvoorraad en komt dan terug voor het serieuzere werk.
‘Opa loosje’, zegt ze terwijl ze recht voor me gaat staan.
‘Jaaaa..?’, zeg ik, zoekend naar haar bedoelingen.
‘Opa loosje’, zegt ze nog een keer.

Als ik haar vragend aan blijf kijken, pakt ze zelf maar mijn linkerhand, schuift de lange mouw van mijn T-shirt een stukje omhoog en wijst.
‘Opa loosje!’
‘Ah, mijn horloge’, zeg ik opgelucht dat ik haar eindelijk begrijp.

Dat klopt, maar toch nog niet helemaal. Dat blijkt als ik haar ernstig zie kijken naar de zilverkleurige kast en zwarte wijzerplaat op mijn pols. Haar vingertje gaat naar de rode secondewijzer die geduldig en zoals ze al veel vaker heeft bestudeerd zijn rondjes maakt. Ze kijkt naar mij en knikt van zie je wel.
‘Draaien, draaien, draaien!’, zegt ze.
En zucht er van.