Oud

Het hoort bij ouder worden, denk ik dan maar. De lichte duizelingen bij het overeind komen. De fietser van rechts die vanuit het niks mijn beeld binnenknalt. Het rondtasten naar houvast als ik op het trapkrukje in de keuken stap voor die weinig gebruikte bakplaat daar bovenop het kastje. Maar ook het domweg struikelen. Over niks, over mijn eigen schoenen.

Zoals vanmiddag op een volle stationstrap. Gelukkig zijn mijn reflexen nog goed en vang ik mezelf met mijn handen een paar treden hoger op. Ik kijk even van heel dichtbij naar het grijs met zwarte spikkels van de granito trede. De stroom mensen achter me splitst zich zonder commentaar.
‘Pas op!’, zegt een man die naast me loopt en even inhoudt.
Hij is in alles mijn tegenpool. Jong, groot, breed, keurig gekamde haren, strak gesneden pak.
‘Doe ik’, zeg ik tegen hem. ‘En toch…’

‘Ik hoop eigenlijk altijd dat ik de trap de schuld kan geven’, vertrouw ik hem toe wanneer ik weer recht sta en we samen verder naar boven lopen. ‘Maar aan deze treden kan ik helaas niks ontdekken…’
Hij lacht.
‘Er is maar één reden’, zegt hij dan. ‘We hebben altijd allemaal veel te veel haast.’

Dat is aardig van hem, die honorering als one of the guys. In werkelijkheid liep ik juist heel rustig, zoals ik inmiddels gewend ben op een trap.

‘Fijne dag nog’, zeggen we tegen elkaar.