Het vraagt de nodige onderhandelingen, maar dan is de rolverdeling toch helder. Kleindochter Elin (8) en een vriendinnetje dat is komen spelen zijn allebei grote zus. Kleindochter Sophie (6) is, zoals wel vaker wanneer Elin de gezinshiërarchie er met een rollenspel nog even stevig in wil wrijven, baby.
‘Nou geen baby…’, doet het vriendinnetje haar best het voor Sophie iets verteerbaarder te maken.
Maar verder dan een waterig compromis – we stoppen nu even het spel – van een baby die mórgen één jaar wordt, weet ze het niet te schoppen.
Ik ben de juf van de kinderopvang waar ze hun baby en peuter to be komen brengen.
‘Onze papa en mama zijn dood, dus wij zorgen nu voor ons kleine zusje’, leggen ze bij wijze van introductie aan me uit.
Omdat ze ook nodig aan het werk moeten, komt de baby bij mij oefenen voor een carrière in de opvang. Begeleid met nauwkeurige instructies.
‘Ze moet ’s morgen én ’s middags slapen’, zegt Elin streng.
‘En ze mag alleen pap eten’, waarschuwt de andere grote zus uit het spel.
Nadat ik een 06-nummer heb gekregen voor als ik nog vragen heb, zit ik tegenover mijn oppasklantje. Op tafel staat een spellendoos met letters, waar ze volgens de uitleg van haar reservemoeders als baby natuurlijk nog niets mee kan maar waar ze wel mee mag spelen. De baby in kwestie haalt even haar schouder op wanneer de twee meiden vertrokken zijn en vraagt of ze een sinaasappel mag.
‘Zeg maar dat het pap is’, adviseert ze me wanneer ze de twijfels over in of buiten het spel bij mij ziet.
‘Oké, baby’, zeg ik wanneer ik een sinaasappel voor haar heb schoongemaakt. ‘Een lekker bordje pap.’
Ze eet duidelijk met smaak en keert ondertussen de doos met letters om. Een alfabet in brokjes waar ze, na nog maar net twee maanden in groep drie, met vlotte vingertjes het ene woordje na het andere van legt.
‘Nnnn, èèè, kkk’, hoor ik haar mompelen. ‘Nek!’
De rolverdeling die de twee groten voor haar hadden verzonnen lijkt haar niet erg te boeien. Dacht ik.
Maar: ‘Bel jij mijn twee moeders even?’, vraagt ze dan tot mijn verbazing.
‘Want?’, vraag ik. ‘Gaat het niet goed op de crèche?’
‘Nee’, antwoordt ze, ‘zeg ze maar dat jij het ook niet snapt, maar dat die kleine gewoon woordjes legt!’
Geconcentreerd buigt ze zich weer over haar letterberg. En past het volgende woord aan elkaar.
‘Iiii, kkk. Ik!’
Volledig rolvast. Alleen rond haar mond zie ik iets van een glimlach.