Leren

‘’Opa! Opa! Daar zit ik op!’
Ik rijd met de bakfiets door de stad, met voor mij in de bak kleindochters Elin (8) en Sophie (op een haar na 6). Ik kijk waar Sophie vol enthousiasme naar wijst, een hoekpand langs onze route. Logopediepraktijk Logomedia lees ik op het raam. Sophie heeft een charmante slis, zeker nu ze al haar vijfde wiebeltand zoals ze dat zelf omschrijft achter de rug heeft en tussen haar uitgevallen melktanden voor haar tong alle ruimte is ontstaan om de taal te verzachten. Maar ook daarvoor kwamen sommige woorden er wat losjes uit en op advies van de school heeft ze daarom sinds kort spraakhulp.

‘Wat leer je daar dan?’, vraag ik haar, een beetje naar de bekende weg.
‘Oh van alles!’, roept ze terug vanuit de bak.
‘Oké, zoals?’
Hier moet ze even goed over nadenken.
‘Wanneer dingen zinken en wanneer dingen drijven!’, noemt ze dan een voorbeeld.
‘Nou…’, onderbreekt haar zus naast haar in de bak. ‘Ik dacht om wat duidelijker te praten.’
‘Ik kan de rrrr niet zo goed’, geeft ze aarzelend toe. ‘Maar daar gaat het over water’, weet ze dan toch echt zeker.

‘Ik dacht ook iets met woorden zeggen?’, opper ik voorzichtig.
Er komt even geen reactie meer vanuit de bak voor me.
‘Nee!’, hoor ik haar dan een besluit nemen. ‘Dat is pas voor als je zes bent.’

Ze hangt nog even uit de bakfiets om achterom te kijken naar het raam van de logopediepraktijk. En zucht tevreden. Alles op zijn tijd.

‘Zal ik je laten zien dat ik handstand kan?’, vraagt ze als ze even later met haar schooltas in haar armen voor me uit loopt naar de huiskamer.
‘Goed plan’, zeg ik, waarop ze direct haar tas laat vallen, de kamer in rent, haar handen voor zich op de grond zet en twee gekromde beentjes min of meer tegelijk achter haar billen aan de lucht in schopt.
‘Zie?’, vraagt ze aan mij terwijl ze zich zijdelings op de grond laat vallen. ‘Dát kan ik!’