Onderhandelen

Kleinzoon Jonas (8) heeft weinig op met de wisselende bevolking en het lastig voorspelbare dagritme van de buitenschoolse opvang waar hij de laatste weken van zijn schoolvakantie noodgedwongen heen moet. Dus heeft hij mij gevraagd of ik een weekje naar zijn woonplaats Oslo wil komen om voor hem te zorgen, zodat hij gewoon thuis kan blijven. Goed bedacht, vind ik, en de avond voor onze week ingaat bespreek ik met hem wat details over onze dagen samen. Elke ochtend naar buiten, stel ik voor, en de middagen thuis om te doen wat hij zelf wil. Spelen op zijn Switch en iPad dus.
‘Waarom naar buiten?’, wil hij weten.
‘Omdat ik frisse lucht nodig heb’, leg ik uit.
Hij knikt. Zo gaan we het doen? Zo gaan we het doen.

De volgende ochtend laat hij al vroeg zijn held Link rondrennen in exotische fantasiewerelden op zoek naar Zelda en het eeuwige leven, begrijp ik uit zijn Nederlands, de taal die hij goed verstaat maar niet gewend is te spreken. Mijn opmerking dat we met een uurtje naar buiten gaan, landt in geconcentreerde stilte met ogen strak op het scherm waar zijn held hijgend een rotswand beklimt.
‘Waar gaan we dan naar toe?’, vraagt hij wanneer ik mijn aankondiging na een half uur verder aftel.
‘Naar een winkel om schroeven en pluggen te kopen’, leg ik uit. De avond ervoor is zijn gordijnrail uit het plafond getuimeld, dus dat levert een fijn opaklusje voor ons samen op is mijn gedachte.
‘En daarvoor? En daarachter?’, vraagt hij.
‘Euhm… daarna kunnen we bijvoorbeeld langs de bibliotheek, die is vlakbij de klussenwinkel.’
Hij knikt, zonder zijn ogen van Link af te wenden.

‘Maar…’, komt hij even later toch terug op de ingenomen standpunten. ‘Kunnen we dan niet eerst naar de winkel en dan hier en achter dat naar de bibliotheek en dan weer hier?’
‘Dat is wel een beetje veel heen en weer geloop…’, peins ik. ‘Waarom dan?
Er komt geen antwoord. Link zweeft aan een soort hangglider een bergtop af en dat vraagt blijkbaar even alle aandacht.
‘Jonas?’, vraag ik na een tijdje dus nog maar eens. ‘Hoezo op en neer en dan nog eens?’
‘Ik wil het verdelen’, zegt hij dan. ‘Dat de pauzes niet te lang zijn…’
Hij knikt naar het scherm. Het is natuurlijk nogal wat om zo’n held met eeuwig terugkerende levens onder zijn vingertoppen zomaar in de steek te laten, begrijp ik.
‘Oké dan’, zeg ik.
Hij glimlacht.
‘En dan kunnen we nu hier nog even spelen?’, vraagt hij.
‘Ja, half uurtje. Ik waarschuw je vijf minuten van tevoren. Goed?’
‘Goed!’, knikt hij.

Link hakt wat monsters de kop af en Jonas springt telkens een stukje op van de bank wanneer die dappere kerel van hem zo’n griezel in een ravijn laat tuimelen. Maar blijkbaar draaien ondertussen zijn gedachtes ook verder.
‘Heb jij dan wel genoeg frisse lucht?’, wil hij als resultaat daarvan opeens van me weten.
‘Ja hoor, jongen’, zeg ik.