Het is druk op mijn opadag. Om niet te zeggen chaotisch. Zowel kleindochter Sophie (5) als kleinzoon Liam (bijna 10) hebben een vriendje meegenomen, dus zitten we in totaal met zijn zessen aan de lunchtafel. De zak met bolletjes die ik altijd meeneem is in een mum van tijd verkruimeld en de verzoeken voor aanvullend voedsel vliegen de tafel over. De jongste twee testen ondertussen wie het hardst ‘poep!’ kan roepen. Het meegebrachte vriendje wint glansrijk, vooral omdat er in zijn competitiedrang nogal wat broodkruimels op zijn stevig gearticuleerde P’s mee het rond in sproeien. Kleindochter Elin, met haar zeven jaar wat verloren tussen de twee leeftijdskampen, besluit als ze dat ziet luidkeels al het eten dat tijdens de wedstrijd op tafel stond ongeschikt voor verdere menselijke consumptie.
Liam – de rudimentaire kleuterlol ruimschoots gepasseerd – zit met zijn vingers in zijn oren heftig nee te schudden. Zijn vriend kijkt alleen maar in stille verbazing de tafel rond. Aan eten is hij nog niet toegekomen.
‘Heb jij thuis broers of zussen?’, vraag ik hem.
‘Eentje’, zegt hij. ‘Maar die is groter.’
Het klinkt opgelucht.
Ondertussen zie ik Liam wat eten bij elkaar scharrelen en in de plastic zak van de bolletjes doen. Met die buit in zijn hand loopt hij naar zijn vriend.
‘We kunnen kiezen’, hoor ik hem uitleggen. ‘Op een groot scherm spelen in deze herrie,’ hij wijst even de tafel rond om zijn punt te maken, ‘of we gaan naar boven achter een klein scherm.’
Woorden hebben de twee verder niet nodig. Ze knikken naar elkaar, brengen hun bord en drinkbeker naar de keuken en stommelen de trap op. Weg.
Na een half uurtje ga ik boven maar eens kijken of ze nog iets nodig hebben.
‘Hoe gaat het hier?’, vraag ik.
Ze zitten strak naast elkaar om op één toetsenbord allebei het spel waar ze mee bezig zijn te kunnen bedienen. Behalve het geluid van hun tikkende vingers op de toetsen, is er in de kamer niets te horen. Samen turen ze naar het kleine scherm van Liams laptop. Zo geconcentreerd dat ik mijn vraag nog een keer moet herhalen voor hij binnendruppelt in hun wereld van grote jongens onder elkaar.
‘Heel goed!’, zeggen ze dan allebei tegelijk.