Ik voer graag gesprekjes van laat ik het maar vergankelijke aard noemen. Rondkabbelen van woorden zonder inhoudelijke diepgang, gewoon vanwege het genoegen van de uitwisseling. Small talk, op zijn Engels. Koetjes en kalfjes bij ons, al vind ik die aanduiding eigenlijk al te substantieel.
Gelegenheid genoeg. Een zelfverklaarde reïncarnatie van Jezus, of Mohammed net wat je wilt, die voor de deur van Albert Heijn met een rietpluim in zijn hand voorbijgangers toewuift en om hun geld vraagt. Hij wil altijd weten hoe het met míj is. Op het bankje even verderop tref ik de droeve man die op roepafstand al vraagt of ik mijn kinderen en kleinkinderen heb gewaarschuwd voor de naderende ineenstorting van de wereld. Daarna hebben we het meestal over het weer.
En op de markt natuurlijk. De mevrouw van de kippendijen (‘Anders nog?’), de jongens van de nootjes (‘Half pondje gemengd, hè?’), Hamza van de delicatessen (‘Vraag niet hoe het kan, profiteer er van!’) die zonder zijn geroep te onderbreken een olijvenbrood in papier wikkelt zodra hij me aan ziet komen. De kaasboer die zegt ‘nog even geduld hoor’ dan is de graskaas er weer.
Maar de wereld van het praatje lijkt van een flaneerallee te veranderen in een taps toelopende steeg. Conducteurs in de trein trekken zodra ze passagiers in het vizier krijgen met een tik de deur van de machinistencabine achter zich dicht. De meiden achter de kassa van Albert Heijn spreek ik alleen nog wanneer ze piepend met hun controlemachien mijn tas vol zelf ingescande boodschappen in wanorde komen brengen. En nu per vandaag komt daar voor mij een pakjesinleverpunt bij, bestaande uit een wand van ijzeren klapdeurtjes met een knipperend beeldscherm ergens in het midden uitgespaard.
Het adres heb ik gevonden op de website van UPS, maar in de echte wereld loop ik er met mijn pakje onder mijn arm drie keer aan voorbij. Een vriendelijke kaasboer, een stukje verderop in dezelfde winkelstraat, legt me uit dat ik er én net langs ben gekomen én niet verder hoef te zoeken naar een deur, verlichting, uithangbord of mensen. Die zijn er namelijk niet.
Wegwezen, is mijn eerste impuls.
Maar onder het motto Een Leven Lang Leren, loop ik na wat aarzelend gedrentel toch terug naar de kastjeswand. Bij de buren blijkt Het Systeem zichzelf te noemen, in een mislukte poging de basisfout in zijn eigen opzet te camoufleren. Via keuzeknoppen vraagt de ontmenselijkte buur of ik kom halen of brengen, het formaat van mijn pakje, mijn 06 in te tikken, en draagt me vervolgens op de barcode op het verzendlabel te scannen. Met tot driemaal toe een onverbiddelijk ‘code onbekend’ als resultaat. Ik zoek al wanhopig en tegen beter weten in naar toch ergens een deur waarachter iemand te vinden moet zijn die aan de andere kant van de muur die kastjes volstopt en leeghaalt. Maar dan opeens, na stug telkens opnieuw voor het rode lampje houden, een bliep met: ‘locker 21-08 staat nu voor u open’.
Ik schuif mijn pakketje erin, klik het deurtje dicht en stap ik weer op de fiets. Tijdens het terugrijden ontvang ik op mijn eerder ingetoetste 06-nummer een bevestiging dat mijn pakket werd, niet ís, aangeleverd bij DB Lockers. Sms HALT naar Stop, eindigt het contact tussen mij en Het Systeem met een mysterieuze vermaning.
Maar goed, ik heb het geflikt!
Hoe kan het dan alleen dat het blijft voelen alsof ik ergens tijdens het fietsen op een willekeurig moment het pakketje zonder achterom te kijken hup over mijn schouder heb gekieperd?