Neuriën

We hebben haar grote zus naar dansles gebracht en op de terugweg zit kleindochter Sophie (5) in een verder lege bakfiets voor me. De zon schijnt tegen half vijf ’s middags laag over de wereld, met fel licht. Het is een heldere, koude middag. We hebben een dekentje van huis meegenomen. Sophie zit op het bankje en heeft hem om haar benen gewikkeld.

Het plastic raam aan haar kant is opengerold. Zij leunt met twee armen op de rand en kijkt naar buiten. Ik weet niet waar naar. Auto’s, fietsers, voetgangers, vogels wellicht en bomen. Maar eerder naar niks in het bijzonder denk ik, met een blik die tevreden rondzweeft over alles om haar heen.

Ze neuriet zachtjes voor zich uit. Al vanaf dat we, ruim tien minuten geleden inmiddels, bij de dansschool wegreden. Alleen bij het stoplicht dat we na de eerste paar bochten tegenkomen, landde ze even in de verkeerswerkelijkheid om ons heen.
‘Mag ik op het knopje drukken?’
Een vraag zo bekend dat ik er al met een bochtje richting stoeprand op voorsorteerde.

Eenmaal het kruispunt over, legt ze haar kin weer op haar armen en hoor ik haar opnieuw neuriën. Af en toe ook zingen, maar met eenzelfde allesomarmende strekking.
‘Laaa… Lalalalalaaaa…’

‘Opa!’, hoor ik dan opeens wanneer we de straten van haar eigen buurt binnenrijden.
Voor het belang van haar mededeling komt ze overeind staan in de bak zodat ze haar hoofd naar buiten kan steken en mijn kant op draaien.
‘En we krijgen ook nog een neefje!’, roept ze naar me. Haar haren opgetild in de rijwind.

Een reactie van mijn kant is niet nodig. Ze gaat weer op haar bankje zitten, leunt over de rand, legt haar hoofd op haar armen. Kijkt in de verte.

En neuriet verder.